PDA

View Full Version : De Belgische dichtkunst - La poésie belge



The Lawspeaker
05-12-2010, 08:00 PM
http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/9/95/Guidogezelle.jpg
Guido Gezelle (1830-1899)


Het Schrijverke


O krinklende winklende waterding
met ‘t zwarte kabotseken aan,
wat zien ik toch geren uw kopke flink
al schrijven op ‘t waterke gaan!
Gij leeft en gij roert en gij loopt zo snel,
al zie ‘k u noch arrem noch been;
gij wendt en gij weet uwen weg zo wel,
al zie ‘k u geen ooge, geen één.
Wat waart, of wat zijt, of wat zult gij zijn?
Verklaar het en zeg het mij, toe!
Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn,
dat nimmer van schrijven zijt moe?
Gij loopt over ‘t spegelend water klaar,
en ‘t water niet meer en verroert
dan of het een gladdige windtje waar,
dat stille over ‘t waterke voert.
o Schrijverkes, schrijverkes, zegt mij dan, -
met twintigen zijt gij en meer,
en is er geen een die ‘t mij zeggen kan: -
Wat schrijft en wat schrijft gij zo zeer?
Gij schrijft, en ‘t en staat in het water niet,
gij schrijft, en ‘t is uit en ‘t is weg;
geen christen en weet er wat dat bediedt:
och, schrijverke, zeg het mij, zeg!
Zijn ‘t visselkes daar ge van schrijven moet?
Zijn ‘t kruidekes daar ge van schrijft?
Zijn ‘t keikes of bladtjes of blomkes zoet,
of ‘t water, waarop dat ge drijft?
Zijn ‘t vogelkes, kwietlende klachtgepiep,
of is ‘et het blauwe gewelf,
dat onder en boven u blinkt, zoo diep,
of is het u, schrijverken zelf?
En 't krinklende winklende waterding,
met ‘t zwarte kapoteken aan,
het stelde en het rechtte zijne oorkes flink,
en ‘t bleef daar een stondeke staan:
"Wij schrijven," zoo sprak het, "al krinklen af
het gene onze Meester, weleer,
ons makend en leerend, te schrijven gaf,
één lesse, niet min nochte meer;
wij schrijven, en kunt gij die lesse toch
niet lezen, en zijt gij zo bot?
Wij schrijven, herschrijven en schrijven nog,
den heiligen Name van God!"


Uit 'Dichtoefeningen'

schrijverke: draaikever, een soort watertor
winklende: scherpe bochten beschrijvend
kabotseken: mutsje
spegelend: spiegelend
zo zeer: zo snel
kwietelen: kwelen
kapoteken: manteltje

Vrijbuiter
07-19-2010, 12:11 PM
http://www.toerismevlaanderen.nl/tvl/download/nl/11871012/hoofdimage/file.png
André Demedts

VLAANDEREN

Wij zullen hen vernederen die u belagen
en zich verheugen in uw nood;
wij willen voor u het laatste wagen,
en uwe vrijheid zien vóór onze dood.
En geen van ons zal ontwijken,
wat hem zijn hart gebiedt,
noch aarzelen, of wijken,
voor armoede en verdriet.
Wij kunnen voor u het zwaarste dragen,
en hongeren, lange tijd;
achter het werk, achter het leed der dagen,
zien wij het groeien van uw heerlijkheid,
en dit belet ons moe te zijn of ooit te klagen
om wat zo vaak verloren schijnt in deze strijd,
om al de dingen, die aan 't hart ons lagen,
en die we om u hebben vaarwel gezeid.
Want door ons lijden en verzaken
wordt uwe waardigheid vergroot,
en schoon en goed willen we u maken,
én uwe vrijheid zien vóór onze dood.


Kijk ook naar de (gedeeltelijke) vertolking van dit gedicht door de betreurde Walter Luyten NU6e5wFp-P4

The Lawspeaker
07-19-2010, 12:33 PM
http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/9/95/Guidogezelle.jpg
Guido Gezelle
1830-1899

Ego Flos

Ik ben een blomme
en bloeie voor uwe oogen,
geweldig zonnelicht,
dat, eeuwig onontaard,
mij, nietig schepselken,
in 't leven wilt gedoogen
en, na dit leven, mij
het eeuwig leven spaart.

Ik ben een blomme
en doe des morgens open,
des avonds toe mijn blad,
om beurtelings, nadien,
wanneer gij, zonne, zult,
heropgestaan, mij nopen,
te ontwaken nog eens of
mijn hoofd den slaap te biên.

Mijn leven is
uw licht: mijn doen, mijn derven,
mijn' hope, mijn geluk
mijn eenigste en mijn al;
wat kan ik, zonder u,
als eeuwig, eeuwig sterven;
wat heb ik, zonder u,
dat ik beminnen zal?

'k Ben ver van u,
ofschoon gij, zoete bronne
van al dat leven is
of immer leven doet,
mij naast van al genaakt
en zendt, o lieve zonne,
tot in mijn diepste diep
uw aldoorgaanden gloed.

Haalt op, haalt af!...
ontbindt mijn aarsche boeien:
ontwortelt mij, ontdelft
mij...! Henen laat mij,... laat
daar 't altijd zomer is
en zonnelicht mij spoeien
en daar gij, eeuwige, ééne,
alschoone blomme, staat.

Laat alles zijn
voorbij, gedaan, verleden,
dat afscheid tussen ons
en diepe kloven spant;
laat morgen, avond, al
dat heenmoet, henentreden,
laat uw oneindig licht
mij zien, in 't Vaderland!

Dan zal ik voor...
o neen, niet voor uw oogen
maar naast u, nevens u,
maar in u bloeien zaan;
zoo gij mij, schepselken,
in 't leven wilt gedoogen;
zoo in uw eeuwig licht
me gij laat binnengaan!

The Lawspeaker
07-19-2010, 01:07 PM
http://belgiumview.com/foto/smvote/0004307aa.jpg

Jacob van Maerlant
ca. 1225 – ca. 1300

Der Nature Bloeme

Jacob van Merlant die dit dichte
omme te sendene tere ghifte
wil datmen dit boec nome
jn Ulaems der Naturen Bloeme

Want noch noint in Dietscen boeken
ne gheen dichtre wilde soeken
hiet te dichtene van naturen
van so messeliken creaturen
alse in desen boeken staen

Niemene nebbe dies waen
dat ic die materie vensede
els dan ic die rime pensede
Want de materie vergaderde recht
van Colne meester Albrecht
hute desen meesters die hir comen
die ic iv sal bi namen nomen

Die erste es Aristotiles
die met rechte wel deerste es
want hi van alre phisosophyen
van alre naturliker clergien
bouen allen eidinen die hoit waren
crone draghet inder scaren
Waer somen dit teikin siet .aristotiles
dats dat hi segghens pliet

Plinius die comet hier naer,
wis boeke men houdet over waer.

Solinus dar na, die van naturen
spreket scone in sire scrifturen,
in enen boeke diemen weet
die vander Werelt Wondre heet.

Sente Ambrosius van Melane,
die van naturen doet te verstane
in sinen boeke Hexameron,
dien nopmen dicken in dit doen.

Sente Bazelis sekerlike,
dien Got sende van hemelrike
enen boec van beesten nature,
staet dicken oec in dese scrifture.

Sente Isidorus oec mede,
die dicken groote nuttelikede
ghescreven hevet in sinen boeken,
dicken moetmen sijns hier roeken.

Echt meester Jacob van Vitri,
bisscop van Akers so was hi,
sident cardinael van Rome,
sijns eist recht dat ic hier gome.

Een boec oec, mar menne weet
wiene makede ghereet,
die es geheeten onder hem somen
Experimentator hormenne nomen.
Sijn wort setti hier mede,
alst noot es, ter menegher stede.


Galienus, Palladius,
Platearius, Fisogolus,
Lucillus, Piso, Teofrastus,
entie keiser Claudius;
Dorothenus van Athenen,
ende Dyogenus ghemeene,
Dymocritus, Apollodijn,
die vanden beesten die draghen venijn
in sinen boeken latet besien;
Dionisius die fisisien,
Katon ende Verro, Marcus,
Eraclides ende Orpheus,
Pitagoras ende Menander,
Homerus ende Nicander,
Mucianus, Dyagoras,
Virgilius ende Andreas,
coninc Juba, Patroneus,
coninc Philometor, Metellus,
coninc Ptolomeus, Umbricus,
coninc Antigonus, Alfeus,
coninc Archelaus, Flaminus,
Philiomon ende Nigidius,
Seneca ende Cicero,
entie wise Hipocras also,
Nigidius ende Matulidus.

Dit sijn die meesters dar wi dus
dit werc af hebben ghemaket.
Dar toe, die boven allen smaket,
dats die wise sente Agustijn
seghet hier mede toe dat sijn.
Dar toe vander Biblen de glose
saiet hier meneghe soete rose.

Wien so favelen dan vernoien
ende onnutte loghenen moien,
lesier nutscap ende waer.
Ende versta dat noit een haer
om niet ne mekede nature.
Het nes so onwerde creature,
sones teregher sake goet,
want Got die boven al es vroet,
dans te gheloevene meer no min,
dat hi iet makede sonder sin.
Noch gheene dinc ne makede har selven,
noch die duvel noch die elven
ne makeden creaturen nie.
Dies willic dat elc besie,
ende love Gode van allen saken,
die wonderlic es in sijn maken.

Ic hebbe belovet, ende wilt ghelden
ghewilleghelike ende sonder scelden,
te dichtene .i. Bestiaris.
Nochtan wetic wel dat waer is
dat dar Willem uten Hove,
een priester van goeden love
van Erdenborch, enen hevet ghemaket.
Mar hi waser in ontraket
want hine uten Walsche dichte,
dies wart hi ontledet lichte
ende hevet dat ware begheven.

Mar daric dit ute hebbe bescreven
hebbic van broeder Albrechte
van Colne, diemen wel met rechte
hetet Bloeme van der clergien.
Up hem dar ix conlike lien.

Deerste boec (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Eerste_Boek) sal ju bedieden
dat wonder datmen vindet van lieden,
d'ander (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Tweede_Boek_%281%29) van .iiii. voeten beesten,
darmen vele af spreket in geesten;
die derde (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Derde_Boek_%281%29) die sal sonder lieghen
sijn van voghelen die vlieghen,
die vierde (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Vierde_Boek) dats noch mee
es vanden wondre vander ze,
die vichte (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Vijfde_Boek) van visschen meneghertiere,
die die zee voedet entie riviere,
den sesten (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Zesde_Boek) belovic te sine
van serpenten met venine;
die sevende (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Zevende_Boek) sal sijn van wormen,
die sijn van messeliken vormen;
die achtende (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Achtste_Boek) van bomen die int wout
wassen harde menech fout,
de neghende (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Negende_Boek) sal ju ghewaghen
van bomen die specie draghen,
die tiende (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Tiende_Boek) sal bedieden dat cruud,
dat menegherande hevet virtuud;
die .xi. (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Elfde_Boek) spreket van fonteinen,
beede van soeten ende van onreinen,
die twelefste (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Twaalfde_Boek) van dieren steenen,
beede van groten ende van cleenen,
de dertienste (http://nl.wikisource.org/wiki/Der_Naturen_Bloeme/Dertiende_Boek) van .vij. metalen
diemen moet uter erden halen.

Ende in allen desen boeken
mach hi vinden, dies wil roeken,
medicina, dachcurtinghe,
scone redene ende leringhe.
Ende dit dichtic dor sinen wille
dien ix jan, lude ende stille,
dats mine here Niclaus van Cats.

Ende omme dat mi ghebreket scats
biddic dat hem ghename si
dit juweelkin van mi.
Gode biddic al te voeren,
ende sine moeder ute vercoren,
ende si minen sin verlichte,
also dat ic moete dichte
dat vromelic si ende bequame.
Ic beghinne in Marien name.

The Lawspeaker
07-19-2010, 01:18 PM
http://www.vermeirebvba.be/images/remipiryns.jpg
Remi Piryns
1920-2004

Gebed voor Het Vaderland

Heer, laat het prinsenvolk der oude Nederlanden
Niet ondergaan in haat, in broedertwist en schande;
Maak dat uit de oude bron nieuw leven nogmaals vloeit,
Schenk ons de taaie kracht om fier, vol vroom vertrouwen,
Met nooit gebroken moed ons land herop te bouwen;
Tot statig als een eik voor U ons volk herbloeit.

The Lawspeaker
10-26-2012, 07:33 PM
http://members.multimania.co.uk/oronieuws/jotie.jpg
Jotie T'Hooft (1956-1977)

Zuiver

Zuiver komt de avond af, liefste
en ruikt naar wind gelijk uw haar,
uw lippen als ge lacht.

Een wolk schuift tegen de bleke hemel
voorbij, mijn hand
over het zachte vel van uw hand.

The Lawspeaker
06-03-2014, 07:28 PM
https://www.youtube.com/watch?v=kJgNvCaTfU4

Malicious satirical song on the peasants on their clothing, their food, their fairs, their sexual relationship and their dance parties. They had a good look to be beaten! Here, the burghers of Bruges, anxious for the peasant population prone to rebellion.

Liederen uit hept Gruuthuuse Manuscript (Brugge, ca 1400): Anon.: Wi willen van den kerels singhen.

Kwaardaardig spotlied op de boeren: op hun kleding, hun voedsel, hun kermis, hun sexuele omgang en hun danspartijen. Ze moesten maar eens goed worden afgeranseld! Hier spreekt de burgerij van Brugge, angstig voor de tot opstand geneigde boerenbevolking.

Wi willen van den kerels zinghen!
Si sijn van quader aert,
Si willen de ruters dwinghen,
Si draghen enen langhen baert.
Haer cleedren die zijn al ontnait.
Een hoedekijn up haer hooft ghecapt,
Tcaproen staet al verdrayt.
Haer cousen ende haer scoen ghelapt.
Wronglen wey, broot ende caes,
Dat heit hi al den dach.
Daer omme es de kerel so daes:
Hi etes meer dan hijs mach.

Henen groten rucghinen cant
Es arde wel sijn ghevouch.
Dien neimt hi in sijn hant,
Als hi wil gaen ter plouch.
Dan comt tot hem sijn wijf, de vule,
Spinnende met enen rocke,
Een sleter omtrent haer mule,

Ende gaet sijn scuetle brocken.
Wronghele ende wey, etc.

Ter kermesse wille hi gaen,
Hem dinct datti es een grave
Daer wilhijt al om me slaen
Met sinen verroesten slave.
Dan gaet hi drincken van den wine.
tappans es hi versmoort.
Dan es al de werelt zine,
Stede, lant ende poort.
Wronghele ende wey etc

Met eenen zeeuschen knive
So gaet hi duer sijn tassche.
Hi comt lote zinen wive,
Al vul brinct hi sine flassche.
Dan gheift soe hem vele quader vlouke,
Als Mer de kerel ghenaect.
Dan gheift hi haer een stic van den lijfcouke,
Dan es de pays ghemaect.
Wrongle ende wey etc.

Dan comt de grote comemuse
Ende pijpt hem turelurureleruut.
Ay, hoor van desen abuze!
Dan maecsi groot gheluut,
Dan sprincsi alle al over hoop,
Dan waecht haer langhe baert.
Si maken groot gheloop,
God gheve hem quade vaert!
Wrongle ende wey etc.

Wi willen de kerels doen greinsen,
Al dravende over tvelt.
Hets al quaet dat zi peinsen.
Ic weetze wel bestelt:
Me salze slepen ende hanghen,
Haer baert es alte lanc.
Sine connens niet ontganghen,
Sine dochten niet sonder bedwanc.
Wrongle ende wey etc.
------------------------------------------
Wij willen van de boeren zingen!
Ze zijn kwaadaardig,
ze willen de soldaten bedwingen,
ze hebben een lange baard.
Hun kleren vallen uit elkaar.
Een hoedje hebben ze op hun hoofd' gezet,
en hun kap is helemaal gedraaid.
Hun kousen en schoenen zijn gelapt.
Wrongel, wei, brood en kaas
Dat eet hij de hele dag.
Daarom is de boer zo dwaas:
Hij eet meer dan hij op kan.

Een grote homp roggebrood
is hem zeer naar de zin.
Die neemt hij in zijn hand
als hij wil gaan ploegen.
Dan komt zijn vuile vrouw naar hem toe,
die met een spinrok spint
met een lap voor haar gezicht (tegen het stof),
en gaat de brokken in zijn schotel doen.
Wrongel, wei, enz.

Hij wil naar de kermis.
Hij waant zich een graaf.
Daar wil hij alles kort en klein slaan
met zijn roestige knots.
Dan drinkt hij wijn
en is meteen dronken.
Dan is de hele wereld van hem:
hofsteden, land en stad.
Wrongel, wei, enz.

Met een zeemansmes
door zijn buidel (geil) gaat hij naar huis.
Hij komt bij zijn vrouw
met zijn volle 'fles'.
Ze vloekt de boer stijf
als hij bij haar komt.
Dan geeft hij haar een stuk peperkoek
(hij vrijt met haar)
En dan is de vrede weer gesloten.
Wrongel, wei, enz.

Dan komt de grote doedelzak
die hen er uit tureluurt.
Wat een dwaasheid!
Dan maken ze veel lawaai
en springen ze allemaal door elkaar.
Hun lange baarden wapperen.
Het is een gedrang van jewelste.
Laat het maar slecht met ze aflopen!
Wrongel, wei, enz.

We zullen de boeren hun gezichten doen
vertrekken (van angst)
en ze over het veld laten hollen.
Al hun gedachten zijn slecht.
Ik weet wel wat voor ze:
we moeten ze slepen en hangen.
Hun baard is te lang.
Ze zullen niet ontsnappen:
zonder geweld willen ze niet deugen.
Wrongel, wei, enz.