PDA

View Full Version : Artikel uit 1996: Het drugsbeleid van Parijs; Frankrijk is in de ketel gevallen



The Lawspeaker
10-05-2009, 06:47 PM
Het drugsbeleid van Parijs; Frankrijk is in de ketel gevallen (http://www.nrcboeken.nl/recensie/het-drugsbeleid-van-parijs-frankrijk-is-in-de-ketel-gevallen)


Vrijdag 27 december 1996


Het CDA-Kamerlid Van der Camp leidde onlangs een parlementaire delegatie die in Lille het gedoogbeleid kwam uitleggen. Desgevraagd liet de voorzitter zijn Noordfranse gespreksgenoten weten zelf ook nogal ongelukkig te zijn met de coffeeshops. Ook Nederlandse diplomaten in Parijs laten zich aan de borreltafel naar verluidt laatdunkend uit over het gedoogbeleid. Minister Sorgdrager krijgt intussen van de Tweede Kamer de wind van voren omdat ze in een gesprek met Le Figaro zomaar durft beweren dat het gedoogbeleid een succes is, minister Borst omdat ze meent dat het eigen drugsbeleid belangrijker is dan het Europese voorzitterschap.


Volgens Tim Boekhout van Solinge, auteur van Heroïne, cocaïne en crack in Frankrijk. Handel, geruik en beleid, spreken Sorgdrager en Borst nu juist een taal die de Fransen begrijpen. De ministers dragen direct en met enige trots het Nederlandse beleid uit. De halfhartige toon waarop veel anderen dat verdedigen, versterkt het Franse idee dat dit beleid de vrucht is van een slappe ruggengraat of zelfs van winstbejag, zei de auteur onlangs bij de presentatie van zijn studie naar het Franse drugsbeleid.


De Nederlandse bescheidenheid is wel te verklaren. Hier botst een consensus-cultuur op een confrontatie-cultuur. Nederlanders hopen de Fransen te overtuigen met feiten, maar merken in de praktijk dat die voor hen slechts munitie zijn in het politieke duel. Dat het hoofd van de Parijse politie zonder met zijn ogen te knipperen de leugen verkondigt dat Nederland door de drugstolerantie 'de hoogste moordcijfers ter wereld' heeft, kan hem vanuit dat perspectief nauwelijks worden kwalijkgenomen. Het Franse debat wordt gevoerd in termen van zwart en wit, het Nederlandse in donkergrijs en lichtgrijs. Maar zolang Nederland slechts grijstinten inzet tegen het inkzwarte Franse beeld, blijft het in het nadeel.
Munitie tegen Frankrijk biedt Heroïne, cocaïne en crack in Frankrijk in overvloed. Boekhout van Solinge - die eerder publiceerde over cannabis in Frankrijk en momenteel het Zweedse drugsbeleid onderzoekt - plaatst het Franse drugsbeleid in haar sociale en politieke context. Niet Nederland, maar Frankrijk voerde tot begin jaren negentig binnen Europa een uitzonderlijk drugsbeleid. In de rest van Europa vond in de jaren tachtig het arsenaal van methadonverstrekking, omruilen van spuiten en laagdrempelige hulpverlening (zonder de eis van subiet afkicken) stilzwijgend ingang als antwoord op de aids-epidemie. Zo niet in Frankrijk, dat hardnekkig vasthield aan de 'gouden driehoek' van abstinentie-afkicken-uitbannen. Tot in de jaren negentig waren veel Fransen ervan overtuigd dat deze exception française het land had behoed voor de drugsproblemen van de buren. Nu zich in het land bij nader inzien, in de woorden van de gezaghebbende onderzoekscommissie-Henrion, in alle stilte 'een sociale en sanitaire catastrofe' blijkt te hebben afgespeeld, zoekt men de oorzaken elders. In het buitenland.


Alles wat met drugs te maken heeft, geldt sinds de Franse drugwet van 1970 als een misdrijf. Deze wetgeving kwam tot stand tijdens een backlash tegen de studentenrevolte van '68 en behoort tot de strengste van Europa. De Franse politie voert de oorlog tegen de drugs nog altijd met volle overtuiging, ondanks justitiële circulaires om gebruik van drugs niet actief te vervolgen en cannabisrokers met een waarschuwing vrij te laten. In 1994 waren 44.000 van de 60.000 drugs-arrestanten kleingebruikers, tweederde van die arrestanten was cannabisroker. Succes meet de Franse politie, zoals de Amerikanen eertijds in Vietnam, vooral aan de body count.
De repressie heeft tot gevolg dat men in het centrum van Parijs en Lille dealers niet snel met drugs ziet leuren, zoals in Amsterdam. Maar in de voorsteden van Lille of Parijs zijn ware no-go areas ontstaan, met een zwarte economie die geheel en al draait om drugs. In Lille is sprake van een heroïne-epidemie onder de jeugd zoals Nederland die sinds de jaren zeventig niet meer kent. Volgens Boekhout van Solinge zien Noordafrikaanse jongeren in de verpauperde industriestad heroïnehandel als enige mogelijke bron van inkomsten en pushen ze het middel daarom onder leeftijdsgenoten. De winst wordt niet alleen aan merkkleding besteed: complete gezinnen voorzien ermee in hun levensonderhoud.


De repressie heeft ook zijn weerslag op kwaliteit en prijs van drugs. Zo blijkt in het achttiende arrondissement van Parijs de zuiverheid van heroïne zelden hoger dan tien procent, terwijl de prijs driemaal zo hoog is als in Nederland. Dat leidt zowel tot crimineel als ongezond gedrag. Om iets van de heroïne te merken, rest de Franse junk weinig anders dan het goedje te injecteren. Dat is riskant in een land waar spuitenomruil zeer mondjesmaat plaatsvindt. Van de 160.000 tot 300.000 Franse verslaafden is ongeveer dertig procent besmet met het HIV-virus en heeft zestig procent hepatitis B of C.


Nadat enkele medische commissies hadden gepleit voor invoering van harm reduction om het gezondheidsprobleem terug te dringen, werd begin jaren negentig een begin gemaakt met een harmonisering van het Franse drugsbeleid naar Europese norm. Dat ging uiterst moeizaam: aanvankelijk was het niet ongewoon dat de Parijse politie klanten van methadonklinieken na afloop van hun kuur bij de poort weer arresteerde.


Tim Boekhout van Solinge verklaart de Franse traagheid in het accepteren van harm reduction uit het ontbreken van een serieus volksgezondheidsbeleid. Actieve, preventief werkende gezondheidsdiensten ontbreken, waardoor epidemieën vaak veel te laat worden onderkend. Het drugsbeleid valt bovendien sinds 1970 direct onder de staat, die het in praktijk heeft uitbesteed aan de psychiatrie. Daar wordt toxicomanie gezien als een individueel psychisch probleem, een protest tegen de burgerlijke norm. De verslaafde moet zijn crisis onder ogen zien en daarna langdurig op de sofa. Maatregelen die zijn leven veraangenamen bevestigen hem slechts in zijn geestesziekte. Dit is wellicht een verhelderende theorie voor de drugsrebellen van de jaren zestig, maar nauwelijks voor de marginale straatjunk anno 1996.


Wonderlijk genoeg heeft de psychiaterslobby Frankrijk er lang van weten te overtuigen dat er eigenlijk niets aan de hand was. Oud-voorzitter Curtet van ANIT, de nationale bond van verslavingsdeskundigen, wist nog in 1992 te melden dat Frankrijk het land is dat 'dankzij het efficiënte zorgnetwerk verslaving het best heeft weten te beheersen'. En de succesverhalen van de intervenants verhulden ook dat Frankrijk maar weinig geld spendeert aan verslavingszorg. De 450 miljoen franc die er in 1993 voor werd uitgetrokken, is ongeveer het budget van een middelgroot ziekenhuis, aldus Boekhout van Solinge.


Heroïne, crack en cocaïne in Frankrijk is verplichte leesstof voor wie het Frans-Nederlandse misverstand over drugs wil begrijpen. Of het in Frankrijk veel beroering zal wekken, is een andere vraag. De studie is immers gesubsidieerd door het Nederlandse ministerie van Volksgezondheid. Dus dat moet wel politiek zijn.




Ik stootte er bij toeval op. Waar een beetje in het rond Googlen wel niet goed voor is. :coffee: