Jaarmarkt in Parijs begin 15e eeuw

Jaarmarkt in de Middeleeuwen – definitie en betekenis

Fenomeen uit de middeleeuwen

De jaarmarkt is een typisch fenomeen uit de Middeleeuwen. Een jaarmarkt is een jaarlijks terugkerende markt in een stad en komt in veel Nederlandse steden en plaatsen nog steeds voor. Denk aan de Frankfurter en Leipziger Messe. Wanneer ontstonden jaarmarkten en wat was hun functie?

Er zijn enkele bekende jaarmarkten die nog steeds georganiseerd worden. Zo is, met zes kilometer marktkraampjes, de St. Joepmarkt in Sittard – op 19 maart – de langste jaarmarkt van Nederland. Bekend zijn ook de Goede Vrijdag-jaarmarkt van Deventer, De Eelder jaarmarkt in Drenthe, de Zuidlaarder jaarmarkt, de jaarmarkt van Alphen aan den Rijn en de Eibertjesmarkt in Nunspeet. In de Middeleeuwen waren de bekendste jaarmarkten van Europa de jaarmarkten van Champagne in het huidige Frankrijk. De term jaarmarkt suggereert dat er jaarlijks slechts één markt werd gehouden – waar men handelde, elkaar ontmoette en ook activiteiten plaatsvonden – maar dat is onjuist. Er waren plaatsen waar tot wel vijf keer per jaar een grote markt georganiseerd werd.


Ontstaan in de Middeleeuwen

Jaarmarkten ontstonden in de tweede helft van de Middeleeuwen, vanaf ongeveer 1150, toen de Europese bevolking groeide wat leidde tot de opkomst van steden en later staten. In de twaalfde eeuw kreeg de kerk het recht om jaarmarkten te gaan organiseren. Meestal ging dit gepaard met een grote kermis en duurden dit soort markten drie weken. De opbrengsten bleken zeer gunstig te zijn voor de economie van de stad.

Met een piek in de periode 1200-1300 kwamen jaarmarkten vooral tot stand in of nabij grotere steden. Maar ook langs grotere rivieren of op plekken waar zich grote productie- of afzetgebieden bevonden. Lokale en regionale machthebbers zagen in dat het slim was om de handel te concentreren in jaarmarkten, internationale markten die geconcentreerd waren in enkele kernregio’s in Europa: de Champagne in Frankrijk (Troyes, Provins, Lagny), verder in Vlaanderen, Duitse steden lang de Rijn en Utrecht, en in Groot-Brittannië. In Engeland concentreerde zich een jaarmarktencyclus, rond Boston, Stamford en St. Ives, waar al minstens sinds 1160 op geregelde basis markten georganiseerd werden waar wolverkoop de hoofdactiviteit vormde.


Functie van jaarmarkten


Op de jaarmarkten kwam een gemęleerd publiek samen: koopmannen uit de wijde omtrek, internationale handelaren en mensen uit de regio die stoffen, wijn en andere goederen wilden kopen. Het voordeel van jaarmarkten voor handelaars was dat zij onderweg goed beschermd waren en op de markten veilig konden handelen. Voor de lokale autoriteiten, vorsten, hertogen, landsheren en de bevolking waren jaarmarkten een goede kans om de eigen economie een boost te geven. Verder konden ze op jaarmarkten ook buitenlandse handelaren inzetten als informanten, geldschieters en voor andere diensten gebruiken.

Jaarmarkten vormden in deze zin feitelijk concentratieketens in de internationale Europese handel en dienstverlening, die ervoor zorgden dat handelaren uit alle windstreken hun producten kwijt konden en potentiële kopers veel keuze hadden.

Om kooplieden naar de jaarmarkt te ‘lokken’, regelden landsheren, regionale machthebbers en het stadsbestuur (de latere vroedschap) marktvrede, en vrije geleiden, lage toltarieven en bescherming van kooplieden die op reis waren.