Het bedrog van “de marktprijs”, het begin van de (krediet)crisis.

De jongste en nog steeds voortdurende recessie heeft bij velen een reeds lang aanwezig sluimerend onderbuikgevoel bevestigd. Ook in ‘de goede tijd’ wisten we immers allemaal dat er ergens een fundamentele weeffout moest zijn. Een fundamentele weeffout in een systeem dat de welvaart enkel op uitsluitend onrechtvaardige wijze lijkt te verdelen. "Iets klopt er niet" zei ons gevoel, "maar wat?"

Het antwoord hierop ligt besloten in de term: perceptie. (Hoe het individu iets waarneemt en een waarde aan dat ‘iets’ toekent). De (economische) waarde die voorvloeit uit perceptie botst immers met ‘de marktwaarde’, bijna altijd en op alle niveaus. Hierbij is de vaststelling dat ‘perceptie’ niet per definitie een foutieve werkelijkheid reflecteert van cruciaal belang.

Door een diversiteit aan factoren wordt de marktwaarde vertroebeld. Denk aan de overheid die door heffingen (belastingen en accijnzen) op producten en diensten een dikke mist rondom de marktwaarde van een product optrekt. Maar ook subsidies en bijvoorbeeld de hypotheekaftrek vertroebelen de marktwaarde van een product of dienst. Ja, zelfs door de overheid verplicht gestelde diploma’s om een dienst of beroep uit te mogen oefenen beďnvloeden de (vrije) marktwaarde.


Maar dit gezegd hebbende: er speelt nog zo enorm veel meer.



De waarde die we aan een wettig betaalmiddel (euro / dollar) toekennen is puur subjectief! Een topbankmanager zal je in de regel geen juist antwoord kunnen geven over de prijs van een pot pindakaas (350 gram) in de winkelschappen, maar weet wel tot 3 cijfers achter de komma wat de koers van Ahold gisteren op de beurs heeft gedaan. De interieurverzorgster weet op haar beurt nog niet bij benadering wat ‘Ahold gisteren heeft gedaan’, maar weet tot op de cent wat een pot pindakaas moet kosten. De topbankmanager naar een antwoord gedwongen zal zeggen (inschatten) dat de prijs van de pot pindakaas 5, 7, of 9,50 euro zal bedragen. (Perceptie - Subjectieve waarde) De gemiddelde interieurverzorgster zal op haar beurt waarschijnlijk zeggen dat het aandeel Ahold gisteren 1.000 of 10.000 euro moet hebben gedaan.

Conclusie: Indien de genoemde topbankmanager in de winkel een prijskaartje van 9,50 euro bij de potten pindakaas aantreft, dan zal hij dit bedrag er ook voor betalen. In zijn individuele belevingswereld is de prijs immers ‘marktconform’. En dit terwijl de marktprijs voor een pot van 350 gram pindakaas bij benadering slechts 2,50 euro bedraagt.


Andersom wordt het nog veel opmerkelijker.


Stel: Op een dag zit ik in de tuin en verschijnt onverwacht het hoofd van mijn buurman boven de schutting uit. "Buurman", vraagt hij aan me, "kun jij straks even mijn woonkamer stofzuigen, de ramen lappen voor en achter van binnen en buiten, het stof in kamer en keuken afnemen, en mijn beide toiletten schoonmaken? Ik geef je daarvoor 10 euro voor een uurtje werk"! Een honende en donderende schaterlach zou mijn antwoord zijn. Buurman maakt vast een grapje want in mijn belevingswereld moeten de opgesomde werkzaamheden in combinatie met de aangegeven werktijd minimaal 100 euro in tegenprestatie opleveren. Bovendien vraag ik me af wat de topbankmanager voor dezelfde klus zou vragen? 500,- of 5.000,- euro?

En daardoor realiseer ik me dat het niet de arbeid is die wordt beloont, maar het individu dat die arbeid verricht. Want ik weet zeker dat de interieurverzorgster toch echt niet meer dan het wettelijk minimumloon krijgt uitbetaald (Circa 10 euro) voor een uurtje stevig doorpoetsen en dat indien het wettelijk minimumloon niet zou bestaan de marktwaarde voor een uurtje interieurverzorging nog veel lager zou uitpakken. Er zijn immers altijd mensen die het allerarmst zijn. Nog armer dan alle anderen. En deze mensen moeten(!) wel, al was het maar enkel om te kunnen overleven. Dit is dan tegelijk de werkelijke marktwaarde voor een uurtje poetswerk, maar dit betekent nadrukkelijk niet dat deze prijs in verhouding staat tot de geleverde prestatie, de reële waarde!

Buitenlandse werknemers worden van steeds verder weggelegen oorden binnengehaald. Roemenen, Russen, Polen, Albanezen, Letten, Litouwers, als ze maar vooral erg arm zijn. "Autochtone Nederlanders willen al dat vuile en harde werk niet meer doen" horen we veel werkgevers vaak zeggen. Maar dat is helemaal niet waar. Veel autochtone Nederlanders willen al dat vuile en harde werk niet meer doen omdat ze beseffen dat de marktwaarde voor de te leveren prestatie in geen verhouding staat tot de reële waarde. Betaal de interieurverzorgster morgen maar eens 50 euro per uur en zie dan hoe een wereldwonder zich voltrekt!

Als we horen dat topmedici in ziekenhuizen vele tonnen per jaar verdienen dan hebben weinigen daar moeite mee. Dit betekent dat in perceptie van de allermeeste burgers de reële waarde kennelijk in verhouding staat tot de marktwaarde van de prestatie van de geneesheer. Maar als we horen over topmanagers die tonnen, dan wel miljoenen aan ‘prestatie’ claimen dan gaan de nekharen van vrijwel alle Nederlanders recht overeind staan: hier gebeurt een groot onrecht. Waarom? Omdat hier de marktwaarde in perceptie van vrijwel alle Nederlanders in geen enkele verhouding staat tot de reële waarde. "Moet je zien, het bedrijf waar hij leiding aan heeft gegeven gaat failliet, maar meneer neemt ook nog eens enkele miljoenen mee ter compensatie van zijn gedwongen vertrek".

Alle topeconomen van de wereld ten spijt, in mijn beleving ligt de kernoorzaak van de (bijna) wereldwijde economische malaise die aanving bij de kredietcrisis niet in de stagnerende huizenmarkt in de VS waar als obligaties verpakte gebundelde hypotheken in het laagste segment (subprime) in een hoog tempo minder waard werden.

Het ontstaan van de crisis werd vooral geďnitieerd, en wordt nog steeds gevoed, door het ontbreken van een relatie tussen de (vrije)marktwaarde en de reële (werkelijke) waarde van een goed of dienst.

S. v.d. Boomen

Bron: Metropoly (20 mei 2011)