De 'Duikboten' in de Haagse tramremise konden rekenen op vijandigheid

Paul van der Steen– 17:26, 29 juni 2018

Militairen moeten de orde bewaken tijdens de staking in Den Haag in juli 1914. © Hollandse Hoogte / Spaarnestad Photo

Deja vu

Niet alleen rond het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 waren autoriteiten beducht voor het rode gevaar, ook rond het begin in 1914 bestond die angst voor de socialisten al.

In de stad Den Haag hadden ze een serieuze aanleiding: in juli van dat jaar legde het personeel van de Haagse Tram Maatschappij (HTM) het werk voor twee weken neer. Die actie zorgde voor veel tumult, onvergelijkbaar met de relatieve rust waarmee de staking in het streekvervoer deze week verloopt. Om de zaak niet uit de hand te laten lopen werden op een gegeven moment tweehonderd marechaussees en tweehonderd rijksveldwachters naar de stad gehaald. Die manschappen kwamen bovenop de normale politiesterkte. Dat de situatie uit de hand liep, lag voornamelijk aan de leiding van de toenmalige HTM.

De staking brak uit op zondag 12 juli. Het rommelde al twee weken na de moord op de Oostenrijkse troonopvolger Frans Ferdinand en zijn vrouw in Sarajevo. Maar voorlopig bleef het bij schermutselingen. Een wereldoorlog voorzag nog vrijwel niemand. Vredig zomerweer hielp ook. Den Haag wilde genieten, maar er reed nauwelijks een tram die de inwoners naar het strand in Scheveningen kon brengen. De nacht ervoor had het Haagse trampersoneel met gesloten briefjes gestemd over wel of niet staken. Van de achthonderd aanwezigen bleken slechts vier mensen te hebben tegengestemd.

De directie van de HTM was doof gebleven voor de eisen van haar medewerkers. Onder leiding van vader (tot 1909) en zoon (na 1909) Van Stipriaan Luďciüs, ook bekend als de Oude en de Jonge Stip, ging de knoet over het personeel: onmogelijke opeenvolging van diensten met slechts vier uur rust, weinig vrije dagen, het compleet vervallen van pauze bij vertraging in combinatie met een verbod om tijdens de rit te eten. De HTM-medewerkers eisten meer verlof en loonsverhoging: conducteurs wilden bijvoorbeeld 15 gulden per week verdienen in plaats van 12, bestuurders 17,50 gulden in plaats van 12,50. De opslag mocht gefaseerd: met 50 tot 75 cent extra over een aantal jaren. De HTM-leiding bewoog niet.

De Haagse burgemeester jonkheer Herman van Karnebeek bood onmiddellijk na het uitbreken van het arbeidsconflict bemiddeling aan. Het trampersoneel wilde wel. De HTM niet. Het voedde de al bestaande irritatie op het stadhuis: de trammaatschappij was nog niet in gemeentehanden en de concessienemer voldeed ondanks herhaaldelijke aansporingen niet aan de contractvoorwaarden.

Vrouw, kind en kanarie
Ook het merendeel van de Haagse bevolking was ondanks het ongemak op de hand van het personeel. De stakers, die vanwege hun actie werden ontslagen, kregen een alternatieve vergoeding, opgebracht door de inwoners, lang niet alleen degenen met sociaal-democratische sympathieën.

De HTM haalde ondertussen alternatief personeel binnen, onder anderen oud-medewerkers. Deze stakingsbrekers werden 'duikboten' genoemd en konden rekenen op de vijandigheid van de stakers en de Hagenezen. Wie bekend stond als werkwillige werd in een deel van de winkels niet geholpen. Er werd ook met stenen en andere spullen naar hen gegooid. Een van hen ging uit veiligheidsoverwegingen 'met vrouw, kinderen en kanarie' tijdelijk in een tramremise wonen.

Pas na enige druk stond de HTM toch open voor bemiddeling. Na toezeggingen over betere arbeidsvoorwaarden en het weer aannemen van ontslagen stakers (met uitzondering van enkele 'relschoppers') ging het trampersoneel op 26 juli weer aan het werk. De Jonge Stip werd twee jaar later ontslagen. De werkomstandigheden en beloningen verbeterden ook onder de nieuwe leiding maar langzaam.

Een paar dagen na het einde van de staking kondigde Nederland de algehele mobilisatie af. Weer een paar dagen daarna, in de vroege ochtend van 4 augustus 1914, vielen de Duitsers buurland België binnen. De Eerste Wereldoorlog was een feit.