Circa 30% van de mannelijke wereldbevolking is besneden; soms om medische-, maar meestal om religieuze- of preventief hygiënische redenen. Besnijdenis is een verminkende ingreep, die ook nogal eens bij minderjarigen uitgevoerd wordt. Dat zou eigenlijk verboden moeten worden, stelt seksuoloog Jelto Drenth.

De motieven zijn religieus (joods, islamitisch) en stamcultureel (o.a. Zuid-Afrika), maar in de VS geloven veel artsen nog steeds in een gezondheids-bevorderend effect. Ten onrechte. Al met al is naar schatting dertig procent van de mannelijke wereldbevolking besneden. Besnijden van minderjarigen botst met een universeel mensenrecht: het recht van kinderen op een intact lichaam. Dat grondrecht staat op gespannen voet met het recht op vrijheid van godsdienst, en daarom is een wettelijk verbod een heikele zaak. Gelukkig gaan er binnen de internationale Joodse gemeenschap liberale stemmen op die van binnenuit naar afschaffing streven, of tenminste naar keuzevrijheid. Ook in Islamitische kringen hoort men af en toe liberale geluiden.

De KNMG (Koninklijke Maatschappij ter Bevordering van de Geneeskunst) hanteert al enige jaren een richtlijn, die stelt dat besnijden geen medische voordelen heeft, en wel risico’s met zich meebrengt. Als ouders een arts vragen om hun zoon te besnijden, dan hoort die arts het KNMG-standpunt aan hen voor te leggen, ter ontmoediging. Over artsen met Islamitische wortels bestaat nogal eens twijfel of zij de richtlijn wel actief genoeg hanteren. De Joodse besnijdenis, de Britt Mila, wordt bovendien vaak uitgevoerd door een niet-medicus, en dat is strijdig met de strafwet.

Volgens Drenth wordt ook om medische redenen de voorhuid veel vaker verwijderd dan noodzakelijk is. De indicatie is dan vrijwel altijd: nauwe voorhuid, en daar zijn oplossingen voor die niet met verlies aan gevoelig weefsel gepaard gaan.