22 januari 1920: Asiel Wilhelm was geallieerden geen oorlog waard

Sander van Walsum
18 januari 2010, 10:31

Meteen nadat de Duitse keizer Wilhelm II zich op de vroege ochtend van zondag 10 november 1918 bij de grensovergang van Eijsden als asielzoeker had gemeld, vatte alom de mening post dat hij door de Nederlandse regering, of door koningin Wilhelmina persoonlijk, was uitgenodigd.

Deze verdenking kwam niet uit de lucht vallen. Het neutrale Nederland had na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, in 1914, innige handelscontacten met het Duitse keizerrijk onderhouden. Vliegtuigbouwer Anthony Fokker had de Duitsers enige tijd overwicht in het luchtruim verschaft. De publieke opinie in Nederland gold – ten onrechte – als overwegend pro-Duits.

En J.B. van Heutsz, harer majesteits adjudant in buitengewone dienst, had zich van 5 tot 9 november door de keizer in diens hoofdkwartier in Spa laten fêteren. Vanuit geallieerde optiek duidde alles er dus op dat de vlucht van de keizer op z’n minst met medeweten van de regering in Den Haag was voorbereid.

Niets was echter minder waar. Volgens haar biograaf Cees Fasseur was de koningin volkomen verrast door het feit dat Wilhelm II zijn volk in de steek had gelaten. Tot 1940, toen zij zelf voor de oprukkende vijand vluchtte, gaf zij van haar afkeuring van Wilhelms handelwijze blijk door elk contact met de balling (die in 1941 in Doorn stierf) uit de weg te gaan.

Haar ministers wekten evenmin de indruk op de komst van de keizer te hebben gerekend. Zij waren het er weliswaar snel over eens dat hem de toegang tot Nederland – dat een reputatie als toevluchtsoord voor verdrevenen had hoog te houden – niet mocht worden geweigerd, maar over de manier waarop dit mooie principe gestalte zou moeten krijgen, liepen de meningen nogal uiteen.

De (als pro-Duits bekend staande) minister van Buitenlandse Zaken jhr. H.A. van Karnebeek stelde Huis ten Bosch als verblijfplaats voor. Andere ministers, onder wie minister-president Ch.J.M. Ruijs de Beerenbrouck, waren bang dat de geallieerden zich hieraan zouden storen, en stelden een provisorisch en minder luisterrijk onderkomen voor. Zo werd even overwogen de keizer op Schiermonnikoog te interneren – in afwachting van zijn definitieve verhuizing naar een ander neutraal land.

Uiteindelijk werd besloten hem ‘korte tijd’ onder te brengen in kasteel Amerongen, waarvan graaf Godard John Charles van Aldenburg Bentinck, net als de keizer lid van de johannieterorde, de hoofdbewoner was.

De bange vraag voor de keizer en zijn begeleiders was nu of de geallieerden om uitlevering zouden vragen, en – vooral – hoe de Nederlandse regering op die eis zou reageren.

In de Nederlandse pers overheerste de opvatting dat het waarborgen van het recht op asiel van Wilhelm Nederland geen oorlog met de grote mogendheden waard zou zijn. Kennelijk waren de adviseurs van de keizer ook tot die inschatting gekomen.

In december 1918 bereidden ze zijn heimelijke terugkeer naar Duitsland voor. Hij kreeg een vervalst paspoort, waarmee hij in Anholt moest zien te komen – vlak over de Nederlands-Duitse grens. Hier zou hem onderdak worden verleend door de erfprinses Salm.

Tijdens de vredesonderhandelingen in Versailles kwam minister Van Karnebeek echter tot de overtuiging dat de geallieerden onderling sterk verdeeld waren over de vraag of de ex-keizer – Wilhelm had inmiddels afstand gedaan van de troon – als oorlogsmisdadiger moest worden berecht. Er zou weliswaar een uitleveringsverzoek aan de Nederlandse regering worden gericht, maar afwijzing daarvan zou niet als casus belli worden beschouwd.

Wilhelm putte hieruit zoveel moed dat hij in augustus 1919 in Doorn een klein landgoed met een buitenhuis kocht – waarin hij in het voorjaar van 1920, na een ingrijpende renovatie, zijn intrek nam. Toch vervulde de afwijzing van het uitleveringsverzoek door de Nederlandse regering, op 22 januari 1920, hem met grote dankbaarheid jegens het gastland. Zijn gemalin, ex-keizerin Auguste Viktoria, was tot tranen toe geroerd. En Elizabeth Bentinck, de dochter van de gastheer, was trots. ‘Het kleine Holland is het eerste land dat het waagt een eis van de grote Entente niet in te willigen’, schreef ze in haar dagboek.