Een Heel-Nederlands perspectief.


Identiteitscrisis


Wat is Wallonië, welke culturele (in de brede zin des woords) identiteit heeft het? Aan die moeilijke kwesties willen we ons deze week even wagen. Eigenlijk weten we – en de Walen zelf ook – vooral wat Wallonië níet is: het is niet Vlaanderen, het is niet Brussel, het is niet de Belgische francofonie en het is niet Frankrijk. Om in dat laatste verband maar meteen elke mythe te ontkrachten, het enige deel van de Nederlanden dat ooit formeel tot Frankrijk heeft behoord was het graafschap Vlaanderen; een situatie waaraan slechts in 1529 door het Verdrag van Kamerijk een einde kwam. In de Nederlandse geschiedenis is het dan ook dat graafschap Vlaanderen dat de ellendigste los-vastrelatie met Frankrijk heeft gehad, terwijl de Waalse gewesten steeds natuurlijkerwijze in het empire germanique en de Lage Landen ingebed waren.

Wat die Waalse gewesten uiteraard altijd onderscheiden heeft van de overige Nederlanden is dat de volkstaal er Romaans was. Het is belangrijk om “Romaans” niet zomaar met “Frans” gelijk te stellen. Aangenomen wordt dat het “Waals-Romaans” zich tussen de 8ste en 12de eeuw heeft ontwikkeld als noordelijkste variant van de langue d’oïl. De grens tussen tussen taal en dialect is vanzelfsprekend flinterdun en vaak betwistbaar (zeker in historisch opzicht), maar we mogen met een gerust gemoed zeggen dat de taalgeschiedenissen van het “Frans” en het “Waals”, hoewel vrij nauw met elkaar verwant, allesbehalve gelijklopen. Daarmee kan niet worden ontkend dat tussen ouder, noordelijk Frans (dat min of meer als schrijf-, bestuurs- of cultuurtaal fungeerde) en Waals-Romaanse volkstaal een bepaalde wisselwerking bestond en tot op de huidige dag bestaat (de meeste Walen spreken immers veeleer en in verschillende gradaties “franco-wallon” dan standaard-Frans). In de late 18de eeuw is het de Franse bezetter, fanatiek bestrijder van de als relicten van het Ancien Régime beschouwde “dialecten”, pijnlijk duidelijk dat hij zich in Wallonië nauwelijks beter verstaanbaar kan maken dan in Vlaanderen. Dezelfde Franse bezetter had het echter te druk met het leegroven, brandschatten en algemeen verpesten van het land om aan een volgehouden taalpolitiek toe te komen. Daarvoor moeten we wachten op het België van 1830, waarover dadelijk meer.

Het is moeilijk tot een aparte Waalse geschiedschrijving te komen. Waals-nationalistische historici hebben nochtans pogingen daartoe ondernomen. Een van de populairste werken in het genre is La Wallonie, son histoire (1999) van de hand van, de vooral als politicus bekende, Hervé Hasquin. Slecht is dat boek niet, maar het heeft bij gebrek aan beter een wat onterechte status als referentiewerk gekregen. Iets anders is het oeuvre van Léopold Genicot (1914-1995). Genicot was een autoriteit op het gebied van de middeleeuwse geschiedenis en hoogleraar aan de UCL, met –terecht– een enorm wetenschappelijk prestige. Daarnaast was hij helaas ook een fervent wallingant van wie meer dan een gekke, Vlaamshatende bokkensprong bekend is. Professor Genicot is misschien wel het meest dramatische voorbeeld van de zich in alle bochten wringende ontwerper van een autonome Waalse identiteit. Met die Waalse identiteit (de term “Wallonië” wordt in zijn huidige betekenis trouwens pas gebruikt sinds 1842 toen hij bedacht werd door de romanticus Jean Grandgagnage) is tot tenminste de 19de eeuw weinig of niks aan te vangen buiten de context van de Nederlanden. Dat is de grote frustratie geweest van allerhande Waalsgezinde revisionisten die dan als enige uitweg de Franstaligheid van Wallonië hebben gezien. Wat karikaturaal gezegd: “Wallonië is misschien niks, maar het behoort wel tot het grootse Franse universum en niet tot de Germaanse barbarij”. Probleem daarbij is dat die Franse aanhorigheid van Wallonië met geen enkele werkelijkheid strookt. De eminente en serieuze historicus Genicot kon zich iets dergelijks niet veroorloven en moest erkennen dat de echte verfransing van Wallonië maar in de helft van de 19de eeuw is ingezet. Hij beschouwt dat dan wel als een zegening: de Walen nemen onder zachte (Belgische) dwang het universele Frans aan en de Vlamingen hebben zich daar, tot eigen scha en schande, stijfhoofdig tegen verzet.

De gebeurtenissen van 1830 zijn grotendeels georchestreerd door oude getrouwen van het verdreven Franse regime, met ruime medewerking van veelvormige Franse agenten. De ultieme betrachting van deze lieden – moge 175 jaar later nog steeds op hun onzalige nagedachtenis worden gespuwd – was de herannexering van “België”, door internationale druk (van ondermeer en godzijdank Groot-Brittannië) is dat net niet gelukt. Sindsdien heeft het dubbelhartige België in ieder geval gekozen voor een niet-Nederlandse identiteit, maar heeft het nooit definitief kunnen kiezen tussen (opgelegde) neutraliteit en Frans vazallendom. Die tweeslachtigheid is actueler dan ooit en heel zichtbaar in het hedendaagse Belgische Europabeleid.

Uiteindelijk is dat alles niet het werk van “de Walen” geweest, maar van een Franstalige en Fransgezinde sociale klasse die in het hele land nog aan voldoende touwtjes wist te trekken. Wallonië is, om het uitdagend te zeggen, misschien nog meer het kind van de Belgische rekening geworden dan Vlaanderen. Vlaanderen heeft zich immers relatief, en met schrijnende moeite, kunnen herstellen: Wallonië zit opgezadeld met een permanente identiteitscrisis en kan zichzelf niet meer hervinden zonder een beroep te moeten doen op de zo “geweldige” francofonie die hier te lande nooit iets anders dan verderf heeft gebracht.


Afstanden


Hoe diep is de kloof tussen Vlaanderen en Wallonië en berust het Belgische probleem geheel of gedeeltelijk op de veelbesproken Vlaams-Waalse dualiteit? Aan deze en ervan afgeleide vragen zullen we, profiterend van de zomerluwte, enkele bijdragen wijden. Misschien mag een en ander wel in perspectief worden geplaatst bij de 175ste verjaardag van het monstrum België en de naderbij komende fatidieke 21 juli met zijn kermis van kitsch-patriottisme, blikken decoraties en cabareteske adellijke titels bij het toekennen waarvan het huis Saksen-Coburg trouwens zijn krenterige reputatie alle eer aandoet door slechts verheffingen tot ridder, baron en –zelden– burggraaf te vergeven, terwijl toch zoveel meer vreugde zou kunnen worden geput uit pakweg een Eddy groothertog Wally. Doch dit terzijde.

De afstand die we vandaag tussen noord en zuid waarnemen is niet alleen groot maar ook gestaag groeiend. Meestal wordt dat gegeven zichtbaar gemaakt door politieke verwijdering en vervreemding, maar daarin schuilt een zekere ironie. Maatschappelijk en cultureel hebben Wallonië en Vlaanderen vrijwel niets meer met elkaar te maken en het is uiteindelijk net, en bijna exclusief, op het politieke forum dat ze elkaar nog ontmoeten. Bijna onvermijdelijk is dat het politiek misloopt als zo bitter weinig gemeenschappelijke onderbouw aanwezig is. En toch schort er iets aan die redenering.

Het is namelijk niet zo dat het politieke verband het enige overblijfsel is van een vroegere samenhang die doorheen de geschiedenis wel degelijk heeft bestaan maar altijd van min of meer losse aard was. Integendeel is het Belgische politieke verband er de oorzaak van dat de samenhang zoek is geraakt.

De geschiedenis van Wallonië kan onmogelijk apart van die van het geheel der Nederlanden worden geschreven. Toegegeven, van en uit velerlei zijde en inspiratie zijn daartoe pogingen ondernomen waarbij natuurlijk steeds het geval Luik als een soort voorafbeelding van Wallonië mocht gelden. Dat is betwistbaar omdat ten eerste Luik altijd wel, weze het dan niet formeel, in het los-vaste weefsel van de Nederlanden heeft gezeten en omdat ten tweede de andere provincies van het huidige Wallonië op elke denkbare wijze gelieerd waren met de Nederlandse kerngewesten. Oude historie dan wel zeer belegen koek zal u misschien zeggen, maar toch is het niet onbelangrijk om deze feitjes even op te rakelen.

We gebruikten de term “kerngewest” en die heeft nog niets van zijn geldigheid verloren. De kerngewesten van de Nederlanden waren Brabant, Vlaanderen en Holland, de overige provincies zwermden daar wat omheen en voegden zich naar de vanzelfsprekende politieke, economische en culturele dominantie. Het kerngewest van België is vandaag Vlaanderen (in de huidige betekenis) dat alvast en tot nader order economisch dominant is en tot op zekere hoogte ook wel cultureel, maar waarvan de politieke primauteit ver te zoeken is en waarnaar men zich geenszins behoeft te schikken. Zonder enige twijfel kan worden gezegd dat Wallonië in de Vlaamse economische invloedssfeer ligt, meer nog dat Wallonië met handen en voeten aan de Vlaamse economie en welvaart gebonden is. De logica zou vereisen dat daar een tenminste even sterke politieke en culturele invloed aan vast zit. We kunnen elke dag beleven dat zulks niet het geval is en dat komt door de, al te weinig vanuit Vlaanderen tegengewerkte, tangconstructie waarin dit land gevangen zit. Eigenlijk is Wallonië het probleem niet, het is in wezen ook niet bij machte om een probleem te vormen. Een wijs Wallonië zou veel toenadering tot Vlaanderen zoeken en zou er alles aan doen om de samenhang (of synergie, naar het nieuw-ontdekte woordje van Di Rupo) te vergroten. Het drama is dat de rijkelijk gesubsidieerde Waalse politieke klasse in ruil voor een tamelijk holle Vlaamse autonomie een grenzeloze onaantastbaarheid en immuniteit voor elke Vlaamse bemoeienis heeft kunnen bemachtigen. De normale mechanismen van beïnvloeding en machtsverhoudingen zijn daardoor onklaar gemaakt.

In welk toekomstig model dan ook zullen Vlaanderen en Wallonië met elkaar te maken hebben, ook al zouden uiteindelijk twee staten worden gevormd, het is nooit anders geweest en in ieders belang is dan dat de onderlinge relatie een natuurlijk stramien volgt. Dat natuurlijke stramien is dat perifere regios de kerngewesten volgen. De juiste verhouding is ten gronde verstoord door de perversies van het Belgische bestel, daaraan moet niet een zoveelste blijk van Vlaams politiek onvermogen worden toegevoegd door de Waalse nabijheid zondermeer af te stoten. Hoe groter het Vlaamse onafhankelijkheidsstreven wordt, hoe noodzakelijker ook een actieve Walloniëpolitiek wordt.